Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden

 

Artikel 12
1
Indien de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk van Aruba, onder aanwijzing van de gronden, waarop hij ernstige benadeling van zijn land verwacht, heeft verklaard, dat zijn land niet ware te binden aan een voorgenomen voorziening, houdende algemeen bindende regelen, kan de voorziening niet in dier voege, dat zij in het betrokken land geldt, worden vastgesteld, tenzij de verbondenheid van het land in het Koninkrijk zich daartegen verzet.
2
Indien de Gevolmachtigde Minister van de Nederlandse Antillen, onderscheidenlijk van Aruba, ernstig bezwaar heeft tegen het aanvankelijk oordeel van de raad van ministers over de eis van gebondenheid, bedoeld in het eerste lid, dan wel over enige andere aangelegenheid, aan de behandeling waarvan hij heeft deelgenomen, wordt op zijn verzoek het overleg, zo nodig met inachtneming van een daartoe door de raad van ministers te bepalen termijn, voortgezet.
3
Het hiervoren bedoeld overleg geschiedt tussen de minister-president, twee ministers, de Gevolmachtigde Minister en een door de betrokken regering aan te wijzen minister of bijzonder gemachtigde.
4
Wensen beide Gevolmachtigde Ministers aan het voortgezette overleg deel te nemen, dan geschiedt dit overleg tussen de minister-president, twee ministers en de beide Gevolmachtigde Ministers. Het tweede lid van artikel 10 is van overeenkomstige toepassing.
5
De raad van ministers oordeelt overeenkomstig de uitkomst van het voortgezette overleg. Wordt van de gelegenheid tot het plegen van voortgezet overleg niet binnen de bepaalde termijn gebruik gemaakt, dan bepaalt de raad van ministers zijn oordeel.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •